Snurkgeluiden ontstaan door een vernauwing in de luchtweg tussen de neus en de stembanden. Meestal gaat het om een vernauwing van de huig (de overgang van de neus- naar de keelholte) of het gedeelte van de keelholte achter de tong ten gevolge van de spierverslapping tijdens de slaap. Tevens kan, vooral wanneer men op de rug ligt, de tong naar achter zakken, waardoor de ruimte nog verkleind wordt. Door deze vernauwing ontstaat bij het inademen een onderdruk in de keel waardoor het zachte gehemelte met de huig, de tong en de wanden van de keelholte naar elkaar worden gezogen en gaan trillen. Je kan het vergelijken met het leeglopen van een ballon waarbij de lucht door de smalle opening wordt geperst die daardoor gaat trillen en een snerpend geluid maakt.

Wanneer het snurken gepaard gaat met het (kortstondig) stilvallen van de ademhaling, spreekt men van een slaapapneusyndroom. Dit stilvallen kan zeer frequent voorvallen zodat de slaap ernstig verstoord wordt. Hierdoor ontstaat een ondiepe slaap waardoor de snurker zelf last kan krijgen van hoofdpijn, vermoeidheid en concentratiestoornissen. Ook kunnen allerlei gezondheidsproblemen (hartklachten) ontstaan

Oorzaak snurken:

Door vernauwing van de luchtweg kan de luchtstroom bij het ademhalen gaan trillen, dit kan leiden tot het snurken.

Wie snurkt? 

Snurken komt voor op alle leeftijden maar neemt toe met de leeftijd door een verdikking van het slijmvlies in de keelholte door een toename van vetweefsel en door een verslapping van slijmvlies en huid. Naar schatting snurkt ongeveer één op tien kinderen. Op volwassen leeftijd snurken ongeveer één op vijf mannen en één op tien vrouwen. Snurken komt dus tweemaal meer voor bij mannen dan bij vrouwen.

Risicofactoren

Er bestaan een aantal factoren die het snurken kunnen bevorderen. Het gaat om elementen die de luchtweg tussen de neusingang en de stembanden nauwer maken.
– In sommige families komt snurken veel en op jongere leeftijd voor. Waarschijnlijk ligt dit aan een erfelijk bepaalde nauwe keelholte.
– Overgewicht (Body Mass Index, dit is het gewicht gedeeld door het kwadraat van de lengte in meter, boven 25). Hierdoor kan een vetopstapeling ontstaan rond de keel waardoor deze te smal wordt en de weefsels aangezogen worden.
– een te slap, te lang of te dik verhemelte en/of een te lange huig
– te grote amandelen (vooral bij kinderen), te grote tong, naar achter geschoven onderkaak, een korte en dikke nek…
– Spierverslapping ten gevolge van slaap- en kalmeermiddelen, andere slaapverwekkende geneesmiddelen, alcohol, oververmoeidheid…
– Slapen op de rug: hierdoor zakken het zachte gehemelte, de huig en de tong naar achteren.
– Voortdurende irritatie van de keel door roken of brandend maagzuur kan de wand van de keelholte verdikken en de doorgang nauwer maken.
– Ademen door de mond
– Een te nauwe neusholte of neusverstopping door zwelling van het neusslijmvlies (bij verkoudheid en allergie), door poliepen (dit zijn met vocht gevulde uitstulpingen van het neusslijmvlies) of door scheefstand van het neustussenschot, waardoor een te lage luchtdruk ontstaat in de keelholte bij het inademen.

Wat kan je zelf doen?

Met bepaalde maatregelen kan je het snurken verminderen.
– Vermijd alcoholgebruik vanaf twee uur voor het slapen.
– Gebruik geen zware maaltijd vlak voor het slapen.
– Stop met roken.
– Streef naar een goed lichaamsgewicht door gezond te eten en voldoende te bewegen.
– Zorg voor een regelmatig leefpatroon, waarbij eventuele slaap-middelen en kalmerende middelen niet meer nodig zijn
– Middeltjes zoals kinbanden om de mond gesloten te houden, pleisters om de neus open te houden, elektrische apparaatjes die een stroomstootje geven als het snurken begint (zoals ‘Snurkstop’ en ‘Snörex’), een tennisbal in de rug van de pyjamajas naaien om te voorkomen dat de snurker op de rug gaat liggen… hebben meestal weinig effect, maar hebben wel tot gevolg dat de snurker slecht slaapt en overdag moe is.

Hoe kun je vaststellen waardoor snurken wordt veroorzaakt?

De KNO-arts zal allereerst vele vragen stellen aan de patiënt en zijn of haar partner om er achter te komen of er factoren zoals roken, alcoholgebruik, medicijngebruik of gewichtstoename aanwezig zijn die het snurken kunnen verklaren. Ook zal worden gevraagd naar met name neusverstoppingsklachten en keelklachten.
De KNO-arts zal ook de neus en keel uitgebreid onderzoeken, waarbij vaak met een flexibele endoscoop (kijkbuisje met diameter van 3 mm) de binnenkant van de neus en de keel tot aan de stembanden wordt bekeken, om zo te beoordelen waar vernauwingen aanwezig zijn.
Soms zullen ook allergietesten en röntgenfoto’s worden gemaakt.

De operatieve behandeling van de meest frequente oorzaak van snurken

Wanneer de KNO-arts heeft vastgesteld wat de oorzaak van het snurken is, kan eventueel een behandeling volgen. Soms ligt de oorzaak van snurken in de neus. Een scheef neustussenschot, een allergie of poliepen kunnen neusverstopping veroorzaken. Een allergie kan met medicijnen worden behandeld. Soms biedt een operatie aan het neustussenschot of het verwijderen van poliepen uitkomst om een te nauwe neusholte ruimer te maken (dit heeft een goed effect bij ongeveer één op de tien mensen die snurken én last hebben van een verstopte neus). Bij kinderen kan het snurken vaak met succes worden bestreden door de keel- en/of neus- amandelen te verwijderen.
In veruit de meeste gevallen wordt het snurken veroorzaakt door een te nauwe overgang van de neusholte naar de keelholte; dit is de ruimte achter het zachte gehemelte en de huig. Er zijn twee methoden om snurken dat in dit gebied ontstaat operatief te behandelen:

1. Uvulo-palato-faryngo-plastiek
De meest effectieve manier is het verwijderen van het grootste deel van de huig en het zachte gehemelte (uvulo-palato-faryngo-plastiek: UPPP). Dit verwijderen kan met een mes of met de laser; voor de patiënt heeft dit hetzelfde resultaat. Als er nog keelamandelen aanwezig zijn, worden deze vaak weggehaald.

De overgang van de neus naar de keel wordt door deze operatie ruimer en het snurken verdwijnt bij ongeveer negen van de tien mensen, maar na een paar jaar komt het snurken bij sommige mensen terug; na vijf jaar werkt de operatie daarom nog maar bij zeven van de tien mensen. Dit komt omdat er zich langzaam weer wat vet ophoopt in de huig en het zachte gehemelte. De operatie kent ook nadelen:

  • Direct in aansluiting op de operatie is het slikken heel pijnlijk. Dit duurt soms wel twee weken, zodat in deze tijd vaak niet gewerkt kan worden.
  • Er kan een droog gevoel overblijven in de keel of een gevoel dat er een brok in de keel zit.
  • Het uitspreken van een harde “g” gaat niet goed meer.
  • In uitzonderlijke gevallen kan het zachte gehemelte te kort worden, zodat de neusholte aan de achterzijde niet meer goed kan worden afgesloten. Bij drinken komt dan vloeistof via de neus naar buiten. Meestal is dit een tijdelijk probleem, soms is een operatie noodzakelijk, waarbij het zachte gehemelte weer wat langer wordt gemaakt.

2. Gecontroleerde littekenvorming
Een minder belastende behandeling is het verstijven van de huig en het zachte gehemelte door middel van gecontroleerde littekenvorming. Dit gebeurt met behulp van een naald die op 3 tot 5 plaatsen in het zachte gehemelte wordt gestoken. Met behulp van trillingen (radiofrequente energie) of door ioniserende effecten (coblatietherapie) worden de naald en het weefsel verhit tot 85 graden Celsius. Er ontstaat dan geen echte brandwond, maar er treedt een soort smelten op in de diepte van het zachte gehemelte. Hierdoor ontstaat littekenweefsel. Een eigenschap van littekenweefsel is dat het stijver is dan normaal weefsel, zodat het gehemelte minder makkelijk kan gaan trillen en snurken dus minder gemakkelijk op zal treden.

In een eerste tijd kan ook de huig verwijderd worden en kunnen 2 sneetjes in het verhemelte gemaakt worden langs de huig zodat het verhemelte als het ware opentrekt.

Deze behandeling wordt meestal onder plaatselijke verdoving verricht. Na de behandeling is de keel ruim een week gevoelig, maar veel minder dan na een uvulo-palato-faryngo-plastiek.

Bij onvoldoende resultaat kan de ingreep herhaald worden. De behandeling gebeurt immers onder lokale verdoving en ambulant. Het RIZIV vergoedt deze behandelingen driemaal. Om succesvol te zijn moet er tussen de behandelingen zeker twee maanden zitten.

Deze behandeling kent ook nadelen:

In zeldzame gevallen kan als complicatie van de ingreep een gat in het zachte gehemelte ontstaan, dat een paar weken pijn kan doen, maar vrijwel altijd vanzelf weer dichtgroeit. Mocht dit niet het geval zijn, dan kan het door een kleine operatie worden gesloten.

De operatieve behandeling van een meer zeldzame oorzaak van snurken

In zeldzame gevallen ontstaat het snurken op het niveau van de achterzijde van de tong of het strottenklepje (epiglottis). Dan zijn er twee operatieve behandelingsmethoden:

1. Gecontroleerde littekenvorming: verstijven van de achterkant van de tong.

Het achterste deel van de tong kan stugger gemaakt worden met behulp van de hierboven beschreven radiofrequente energie of de coblatie- therapie. Er wordt een succespercentage van ongeveer 75% genoemd, maar over de resultaten op langere termijn is ook nog weinig bekend. Nadelen van de behandeling zijn:

Milde pijn bij het slikken gedurende enkele weken; werken is na een paar dagen doorgaans weer mogelijk.

2. Verwijderen van een stuk van het achterste deel van de tong met de laser.

Een deel van de achterzijde van de tong wordt verwijderd met behulp van de laser om zo meer ruimte in de luchtweg achter de tong te krijgen. Resultaten op lange termijn zijn ook hiervan nog niet bekend. Nadelen van de behandeling zijn:

  • Het slikken is gedurende twee weken pijnlijk; werken is in deze periode niet mogelijk.
  • Verslechtering van de smaak gedurende enkele weken tot soms een paar maanden.

De niet-operatieve behandelingen van snurken

Een niet-operatieve behandeling voor snurken is mogelijk door het gebruik van een plaatje van kunststof dat over de tanden wordt geklemd en dat de onderkaak naar voren houdt tijdens de slaap. Deze prothese wordt ook wel MRA genoemd: Mandibulair (= onderkaak) Repositie (= verplaatsing) Apparaat. Een MRA is effectief voor de behandeling van snurken dat ontstaat zowel ter hoogte van het zachte gehemelte en de huig als op het niveau van de achterkant van de tong en het strottenklepje. Er zijn meerdere typen van deze protheses op de markt, die alle werken volgens hetzelfde principe. Een voorbeeld wordt getoond in de figuur; er wordt een afdruk (bitje) van het boven- en ondergebit gemaakt, die stevig over de tanden en kiezen past. Deze kunststof bitjes zijn met elkaar verbonden door middel van twee staafjes.

Het apparaat zorgt ervoor dat in liggende houding tijdens het slapen de onderkaak niet naar achteren kan zakken. Omdat de tong aan de onderkaak vastzit, blijft ook de tong beter op zijn plaats en zakt minder makkelijk in de keel. De luchtweg achter in de keelholte blijft op deze manier dus ruimer tijdens de slaap, zodat minder gemakkelijk snurken optreedt. Bij zeven van de tien mensen heeft deze kunststof prothese een goed resultaat.
Als nadeel moet genoemd worden dat:

  • De prothese elke nacht gedragen moet worden.
  • De prothese moet worden aangeschaft, terwijl nog niet duidelijk is of deze prothese wel wordt verdragen (sommige mensen vinden het dragen van de prothese zo oncomfortabel dat zij afzien van het gebruik ervan).
  • Bij onoordeelkundige aanpassing pijnklachten van de kaakgewrichten op kunnen treden.
  • Deze methode niet kan worden toegepast bij mensen met een kunstgebit.
  • De prothese meestal niet wordt vergoed door de zorgverzekeraar; de kosten variëren van € 230.- tot € 700.-, afhankelijk van het type prothese.

HET SLAAP-APNEUSYNDROOM

Wat is het slaap-apneusyndroom?

Een apneu is een pauze van de ademhaling van meer dan 10 seconden.
Bij een klein deel van de snurkende mensen is de keelholte zo nauw dat het zachte gehemelte met de huig en de keelwand af en toe helemaal tegen elkaar aan gezogen worden waardoor een totale afsluiting van de luchtweg ontstaat. Er is een ademstilstand die wel dertig seconden of langer kan duren.

Men spreekt van een slaap-apneusyndroom wanneer ademstilstanden meer dan tien maal per uur optreden. Het is belangrijk op te merken dat door zo’n afsluiting géén gevaar bestaat voor verstikking! De hersenen geven namelijk een alarmsignaal af, waardoor de snurker minder diep gaat slapen of zelfs (soms benauwd) wakker wordt. De spieren in het zachte gehemelte en de tong worden dan meer aangespannen. Daardoor wordt de keelholte opengetrokken, zodat weer normaal adem gehaald kan worden. De snurker slaapt dan weer verder en slaapt geleidelijk aan steeds dieper totdat weer een volgende apneu optreedt.

Door al deze apneus en alarmsignalen uit de hersenen is de kwaliteit van de slaap erg slecht. Het lukt de patiënt eigenlijk niet of nauwelijks om diep genoeg te slapen. De slaap-apneupatiënt wordt niet uitgerust wakker en heeft veel last van slaperigheid overdag. Dit betekent niet zo maar moe zijn, maar echt en ongewild in slaap vallen bijvoorbeeld tijdens een gesprek met iemand, tijdens het lezen van een krant, maar soms ook bij activiteiten als autorijden. Dit kan leiden tot gevaarlijke situaties, niet alleen voor de patiënt zelf, maar ook voor anderen! Omdat de slaap zo slecht is, is de concentratie overdag ook slecht en kan de slaap-apneupatiënt erg vergeetachtig zijn.

Door de alarmsignalen uit de hersenen treden ook wisselingen in de bloeddruk op. Hierdoor hebben hart en bloedvaten te lijden en kan hoge bloeddruk ontstaan. Zo is het snurken niet alleen maar lastig voor de partner, maar schaadt het ook de gezondheid van de snurker. Het lichaam en de geest van de slaap-apneupatiënt krijgen minder rust. Een slaap-apneupatiënt kan zich ‘s nachts minder goed herstellen, zodat gezegd zou kunnen worden dat deze patiënt sneller “slijt”. De levensverwachting van iemand met het slaap-apneusyndroom is dan ook korter.

Om vast te stellen of er inderdaad sprake is van een slaapapneu- syndroom moet een nachtelijke meting tijdens de slaap worden verricht (polysomnografie).

Wat is een polysomnografie?

Om vast te stellen of er sprake is van een slaap-apneusyndroom, moet de arts een nachtelijke meting tijdens de slaap laten verrichten. Men noemt dit een polysomnografie (poli = veel; somnus = slaap; grafie = schrijven: tijdens de slaap wordt veel “geschreven”, d.w.z. door een apparaat geregistreerd). Net als bij een ECG (hartfilmpje) wordt met elektrodes de activiteit van de hersenen, van de longen, van de spieren van de borstkas en in de benen gemeten. Daarnaast worden de bloed-druk en het zuurstofgehalte in het bloed geregistreerd. Er kan dan beoordeeld worden hoe diep iemand slaapt, hoe vaak apneus optreden en hoeveel wekreacties in de hersenen ontstaan. Een dergelijk onderzoek kan plaatsvinden binnen het ziekenhuis in een zogenaamd slaaplaboratorium.

Hoe is het slaap-apneusyndroom te behandelen?

Er zijn vier behandelingsmethoden:

De beste methode is “nasale CPAP” (via de neus toegediende Continue Positieve luchtweg druk (= Airway Pressure)). Hierbij wordt een neusmasker gedragen dat met een slang verbonden is aan een apparaat dat op het nachtkastje staat.

Dit apparaat pompt voortdurend lucht in de neus en keel, zowel tijdens het in- als tijdens het uitademen. Hierdoor ontstaat een overdruk, zodat de wanden van de keelholte niet samen kunnen vallen. Er treden dan veel minder ademstilstanden op en ook het snurken is meestal verdwenen.
Het moge duidelijk zijn dat dit geen comfortabele situatie is en dat gewenning noodzakelijk is. Dat lukt niet bij iedere patiënt. Als iemand zich echter veel meer uitgerust voelt, dan wordt vaak het ongemak voor lief genomen.

Een tweede methode is het gebruik van de hierboven beschreven prothese die de keelholte wijder maakt door de onderkaak en de tong niet naar achter te laten zakken tijdens de slaap. Deze methode is minder effectief dan de CPAP.

Als sprake is van een licht slaap-apneusyndroom kan behandeling door middel van een uvulo-palato-faryngo-plastiek (zoals hiervoor beschreven bij de behandeling van snurken) worden verricht. De kans op een succesvol resultaat is veel kleiner, zeker op langere termijn.

Tot slot moet nog een operatieve therapie genoemd worden, waarbij de onderkaak naar voren wordt verplaatst. Dit is een uitgebreide operatie waarbij de onderkaak net achter de verstandskiezen wordt doorgezaagd en naar voren wordt gebracht. Met schroeven wordt de onderkaak in een andere positie vastgezet. Omdat de vorm van de onderkaak door de operatie verandert, is vaak een nabehandeling door een orthodontist nodig om de stand van de tanden aan te passen aan de nieuwe vorm van de onderkaak. Patiënten met een onderontwikkelde onderkaak komen voor deze behandeling in aanmerking. Bij de juiste patiënten uitgevoerd, zijn de resultaten van de deze ingreep goed.

Slotwoord

Het is niet mogelijk om op deze voorlichtingspagina alle details voor elke situatie te beschrijven. Het kan zijn dat u ondanks de uitleg van uw arts nog vragen heeft of dat u meer informatie wilt. Aarzel dan niet contact op te nemen met uw KNO-arts en om nadere uitleg te vragen. Aan dat verzoek zal graag worden voldaan